De zon zakte al toen Sherlock de noordelijke uitgang bereikte. Het oude ijzeren hek was vervangen door een moderner exemplaar, maar de stenen pilaren aan weerszijden waren nog dezelfde als vijftien jaar geleden. Verweerd, overgroeid met klimop, maar nog altijd stevig verankerd in de Londense bodem.

Hij bestudeerde de rechterpilaar aandachtig. Onder de klimop voelde hij ribbels in de steen. Met zijn zakmes sneed hij voorzichtig wat klimop weg, om te ontdekken dat er inderdaad iets in de steen was gekerfd - niet recent, te oordelen aan de verwering.

"Ik zou dat laten zitten als ik jou was."

Sherlock draaide zich om. Miller stond daar weer, zijn wandelstok stevig in zijn hand geklemd. In het avondlicht leek hij ouder, vermoeider.

"U heeft me gevolgd."

"Natuurlijk heb ik dat. Vijftien jaar geleden vond ik hier iets. Twee dagen na Whitmore's verdwijning. Een wandelstok, met een zilveren knop. Een kompas." Miller's stem trilde. "Ik dacht dat iemand hem had laten vallen. Heb hem naar het gevonden voorwerpen gebracht. Nooit het verband gelegd met..." Hij zweeg even. "Totdat Blackwood maanden later ook verdween. Met precies zo'n zelfde wandelstok."

Sherlock keek weer naar de pilaar. Nu zag hij het duidelijker: drie sets van markeringen. Data. 3 augustus, 4 augustus, 17 oktober. 1854. De dagen van de verdwijningen.

"Wie heeft dit hier gekerfd?" vroeg hij.

"Dat weet ik niet," antwoordde Miller. "Maar twee dagen na elke verdwijning vond ik hier iets. Eerst die wandelstok. Toen een medaillon. En na Blackwood... een horloge. Allemaal netjes neergelegd, alsof ze er voor mij waren achtergelaten. Ik was te blind om het te zien. Te bang misschien."

"Waar zijn die voorwerpen nu?"

"Het horloge en het medaillon liggen nog in de kluis bij het gevonden voorwerpen kantoor. De wandelstok..." Miller schudde zijn hoofd. "Die verdween op dezelfde dag dat Blackwood voor het laatst werd gezien."

Sherlock tuurde door het hek naar buiten. Daar waar vroeger open velden lagen, stonden nu rijtjeshuizen. Wat er ook gebeurd was bij deze uitgang, de stad had de sporen grotendeels uitgewist.

Maar niet allemaal. Hij draaide zich weer naar de pilaar en bestudeerde de data nogmaals. Er was nog iets... een vierde markering, half uitgewist door de tijd. Een datum die nog moest komen.

"Miller," zei hij langzaam, "wie heeft de sleutel van het gevonden voorwerpen kantoor?"