Op de ochtend van mijn pupil's twintigste verjaardag werd ik gewekt door een ongebruikelijk kabaal dat opstijgend was vanuit zijn kamers op de benedenverdieping van ons bescheiden onderkomen aan Baker Street. Als zijn mentor en voogd sinds het overlijden van zijn ouders, was ik inmiddels gewend geraakt aan Sherlock's excentrieke experimenten, maar dit klonk anders.
De jonge Holmes had ik nog nooit zo vroeg in de ochtend actief gehoord. Hij was doorgaans een nachtdier, zich verliezend in zijn chemische onderzoeken tot de vroege uurtjes, om vervolgens tot diep in de middag te slapen. Maar nu, nog voor het ochtendgloren, hoorde ik hem door de kamer scharrelen.
Toen ik de trap afdaalde, trof ik hem aan in zijn kamerjas, gebukt over een pakket op de salontafel. Het bruine papier lag verscheurd op de grond, en in zijn handen hield hij een verweerd leren dagboek.
"Ah, professor," zei hij, zonder op te kijken. "U bent vroeg op."
"Het is jóuw verjaardag, Sherlock. Ik zou dezelfde observatie kunnen maken."
Hij reageerde niet op mijn opmerking, maar bladerde gehaast door de vergeelde pagina's. Zijn vingers dansten over het papier als een pianist over zijn toetsen. "Fascinerend," mompelde hij. "Werkelijk fascinerend."
"Wat is dat voor boek?"
"Een dagboek," antwoordde hij afwezig. "Van ene Jonathan Blackwood. Een rechercheur bij Scotland Yard, zo'n vijftien jaar geleden." Hij keek eindelijk op, en ik zag die bekende glinstering in zijn ogen die altijd verscheen wanneer iets zijn interesse had gewekt. "Het werd zojuist bezorgd. Anoniem."
"Een verjaardagscadeau?"
"Mogelijk. Maar waarom dit dagboek? Waarom nu?" Hij stond op en begon door de kamer te ijsberen, een gewoonte die hij had ontwikkeld wanneer zijn gedachten op hol sloegen. "Blackwood was betrokken bij een reeks onopgeloste verdwijningen in 1854. Drie mensen verdwenen spoorloos, allemaal op dezelfde manier. Ze verlieten hun huis voor een wandeling en werden nooit meer gezien."
"En werd er nooit..."
"Nee," onderbrak hij me. "Geen lichamen, geen aanwijzingen, niets. Blackwood schreef al zijn bevindingen op in dit dagboek, maar hij kwam nooit tot een conclusie. En kijk hier..." Hij wees naar een passage. "Zijn laatste aantekening eindigt middenin een zin. Na die dag heeft hij nooit meer iets geschreven."
Ik voelde een koude rilling over mijn rug lopen. "Wat gebeurde er met hem?"
Een flauwe glimlach verscheen op Sherlock's gezicht. "Dat, beste professor, is precies de vraag die ik ga beantwoorden. Iemand heeft mij dit dagboek om een reden gestuurd. Deze zaak is nooit opgelost, en nu, vijftien jaar later, daagt iemand mij uit om te slagen waar Scotland Yard faalde."
Hij greep zijn jas van de kapstok. "Dit is geen gewoon verjaardagscadeau, professor. Dit is een uitnodiging."
"Waar ga je heen?"
"Naar het archief van Scotland Yard. Als ik Blackwood's verdwijning wil oplossen, moet ik eerst weten wat er precies gebeurde met die drie anderen. Er moet iets zijn wat hij over het hoofd heeft gezien, een patroon dat hij niet zag." Hij bond zijn sjaal om. "En professor..."
"Ja?"
"Verwacht me niet terug voor het donker wordt. Het spel, zoals ze zeggen, is begonnen."
Met die woorden verliet hij het huis, de straat op waar de eerste zonnestralen net boven de daken van Londen verschenen. Wat hij toen nog niet wist, was dat deze zaak hem zou veranderen. Dit was de dag waarop Sherlock Holmes zijn ware roeping zou vinden.