De augustuszon van 1869 scheen net zo fel als die van vijftien jaar geleden, maar Regent's Park was veranderd. Sherlock Holmes stond bij de hoofdingang, Blackwood's dagboek in zijn hand, en probeerde het Londen van toen te zien door de ogen van de verdwenen rechercheur.
De wandelroute van Charles Whitmore was eenvoudig te volgen, ondanks de veranderingen die de tijd had gebracht. De nieuwe fontein in het centrum van het park was er in 1854 nog niet geweest. De grindpaden waren inmiddels geplaveid, en waar vroeger struiken stonden, bloeiden nu geometrisch aangelegde bloembedden - een teken van de modernisering die heel Londen in zijn greep had.
Maar de oude eik... die stond er nog steeds.
"Merkwaardig," mompelde Sherlock, terwijl hij zijn hand over de verweerde schors liet glijden. De boom was ouder dan hijzelf, had hier al gestaan toen Whitmore verdween. Wat had de bankier hier gezien, starend in zijn hand? Het stukje papier met het vreemde symbool was verloren gegaan in de archieven van Scotland Yard, maar de beschrijving in Blackwood's dagboek was gedetailleerd genoeg om...
Hij verstijfde. Daar, in de schors van de eik, half overgroeid door mos: een ingekrast teken. Het was verweerd door de jaren, maar nog steeds zichtbaar voor wie wist waar hij moest kijken. Een symbool, lijkend op een kompas, maar met vreemde tekens in plaats van windrichtingen.
"Hé, jongeman!" Een stem onderbrak zijn gedachten. Een oudere man in een versleten uniform kwam op hem af gestrompeld. "James Miller," stelde hij zich voor. "Park-opzichter. Kan ik je ergens mee helpen?"
Sherlock keek op van het symbool. "Miller? Dezelfde Miller die hier vijftien jaar geleden als nachtwaker werkte?"
De oude man's ogen vernauwden zich. "Dat klopt. Maar hoe weet jij...?"
"U was de laatste die Charles Whitmore levend heeft gezien."
Miller's gezicht verbleekte. "We spreken hier niet meer over die zaak, jongen. Niet na wat er gebeurde met die arme Blackwood. En al helemaal niet na wat we vonden bij de noordelijke uitgang, twee dagen na Whitmore's verdwijning."
"En wat was dat dan?"
De oude man schudde zijn hoofd. "Ga naar huis, jongen. Sommige mysteries kunnen beter onopgelost blijven." Hij draaide zich om en strompelde weg, zijn wandelstok tikkend op de stenen.
Sherlock keek hem na, zijn gedachten racend. Blackwood had in zijn dagboek nog niets geschreven over een vondst bij de noordelijke uitgang. Was hij verdwenen voordat hij die informatie kon documenteren? Of had hij het bewust weggelaten?
Hij haalde zijn notitieboekje tevoorschijn en maakte een snelle schets van het symbool in de boom. Twee aanwijzingen nu: het mysterieuze teken, en een park-opzichter die meer wist dan hij wilde vertellen.
De noordelijke uitgang lag aan de andere kant van het park. Als hij zich haastte, kon hij daar nog voor zonsondergang zijn. En deze keer zou hij zijn eigen wandelstok meenemen - het leek hem verstandig om voorbereid te zijn op wat hij daar zou kunnen aantreffen.